LOS VAN DE OORSPRONG

Jeroen van Herten


Jeroen van Herten, beeldend kunstenaar, Nijmegen, 1949.

Academie voor Schone Kunsten, Arnhem de (huidige ArtEZ, University of the Arts).


Ik laat me inspireren door het landschap in de breedste zin van het woord, zei Picasso ooit:  "There is no abstract art, you must always start with something. Afterwards you can remove all tracesof reality" (Er is geen abstracte kunst, je moet altijd met iets beginnen.Daarna kun je alle sporen van de werkelijkheid verwijderen).


De uitspraak is misschien een beetje kort door de bocht, maar ik kan me er wel in vinden. Al mijn schilderijen vinden op de een of andere manier hun oorsprong in de waarneming. Of ik nu door de stad fiets, in de file sta of door het bos loop, altijd kijk ik: op zoek naar niets. Niets in het bijzonder, maar nieuwsgierig naar alles -het inwendige van een kapotte ladekast, sporen in de sneeuw, spiegelingen in het water.


Neem de serie Crossovers en Sneeuw: vervlochten takken, de snijdende lijnen van een oud hek, kruisende sporen in de sneeuw. Overal is wat te zien, overal vind je ritme, structuren, patronen, lijnen, kleuren, diepte, licht en donker. Een stoppelveld na de oogst, geknakt  riet, gebarsten bakstenen, de schaduw van een auto, een reflectie in een natte motorkap. Dingen die bijna niets zijn, plekken waar schijnbaar niets gebeurt. Je moet ervoor openstaan. Voor mij is deze vluchtige waarneming enkel een beginpunt. Ik uitzoeken waarom juist die ene  kleine uitsnede uit de wereld die mij raakt. Waarom dat ene vlak, de manier waarop net die lijnen elkaar kruisen,die tint? Het is steeds mijn blik. Ik leg het verband tussen de graffiti vlek, dat stuk afgebroken hout en de verroeste spijkers die eruit steken, en ik word geraakt door de kleur van de werkelijkheid. Ik zie de harmonie, of juist het contrast, de absurditeit, de vlakken die elkaar opzoeken of afstoten. Uiteindelijk kader ik de compositie in en  harmonie of juist het contrast, de absurditeit, de oppervlakken die elkaar opzoeken of afstoten.


Uiteindelijk kader ik de compositie in en breng deze naar mijn atelier, in mijn geheugen, als schets of in mijn camera. Met de vluchtige herinnering aan iets dat je raakte, ben je er nog niet, iedereen kan zo'n foto maken, en iedereen kan zijn blik trainen op het vinden van details of  patronen waar eerder niets leek te zijn.


Op doek, met verf en andere materialen - jute, lood, zout of wat dan ook - probeer ik tot de kern te komen. Ik zoek en verander, voeg toe, verwijder, probeer een tint lichter, een tint donkerder, laag over laag. Ik voeg diepte en textuur toe, zoek naar spanningen beweging, zoek naar de elementen die de beeldmassa lucht geven.


Deze zoektocht kan maanden duren, in deze periode komt doek tot leven, groeit het, krijgt het diepte en een geschiedenis. Het wordt een eenheid. Als ik schilder, wordt het beeld volledig abstract, Maar het blijft vaak verwant aan een visuele realiteit zoals we die kennen. Diepte massa, boven- en onder, voor-en achtergrond, levendige kleuren - licht, aards, licht en donker. Ik gebruik reliëf, van verwijzingen naar water, lucht, aarde en vuur, hekken en takken, muren en gaten, mist en wolken. Het beeld komt geleidelijk los van zijn oorspronkelijke waarneming tot het autonoom is.


Zoals Confucius zei: "alles heeft schoonheid, maar niet iedereen is in staat die te zien."


Ik ben dan ook geen landschapsschilder in de klassieke betekenis van het woord, maar ik heb het landschap en mijn omgeving nodig voor mijn schilderkunst, en meestal resulteert dit in abstracte werken. Voor mij zijn structuren, ritmes, kleuren daarbij van groot belang.                                                                                                                                                                                                                                                         

De informele kunstenaars uit de jaren zestig zijn van grote invloed op mij geweest. Informele schilderkunst, ook bekend als materie schilderkunst, is een stroming binnen de moderne kunst die ontstond in jaren 50 en 60 van de 20e eeuw. Het is een vorm van abstracte kunst waarbij de nadruk ligt op de materiële kwaliteiten van verf en andere materialen en experimenten.

Bij informele schilderkunst wordt de verf vaak dik aangebracht op het doek, soms in meerdere lagen en met diverse technieken en texturen zoals zand, cement, papier, textiel of zelfs afvalmateriaal. Hierdoor ontstaat een reliëf op het schilderij dat de aandacht vestigt op de fysieke eigenschappen van verf en het oppervlak. Tot deze stroming behoorden kunstenaars als Jean Dubuffet, Alberto Burri, Antoni Tàpies en Per Kirkeby, die allen op hun eigen manier de grenzen van de schilderkunst opzochten.


Ze wilden loskomen van traditionele vormen en technieken en zochten naar nieuwe manieren om uitdrukking te geven aan hun artistieke visie zij benadrukken het belang van de materie en het proces van schilderen en streefden naar een meer spontane en intuïtieve benadering van de kunst. Het resultaat zijn abstracte composities die een gevoel geven van energie en beweging uitstralen.


Ik streef er naar om iets uit het niets te maken. Mijn schilderijen raken de kern van waarneming en maken de poëzie van de onzichtbare wereld zichtbaar en tastbaar. Ze komen in ware zin los van de oorsprong.